HOOFDSTUK III DE GROOTSTE BUITENPLAATSEN Ons land is altijd een tamelijk democratisch land ge weest, in dien zin, dat van het goede der aarde en het vette der beesten niet alleen genoten werd door een zeer kleine klasse, maar door een veel grootere groep, die in bepaalde tijden zelfs een goed deel van de bevol king omvatte. Gezien in het tijdsverband en vergeleken met de omliggende landen waren de verschillen in wel vaart en levenswijze tusschen de lagen der- bevolking nooit uitermate groot, en men kan moeilijk beweren dat er onmondige klassen waren. Integendeel, de diverse roeringen in Amsterdam bewijzen dat de „ge- meene man" soms een geweldig grooten mond en een belangrijke stem in het kapittel had. Al zeer vroeg treedt deze betrekkelijke gelijkheid der burgers opde hoorigheidsverhoudingen waren in het westen des lands, door de middeleeuwsche inpolderingen, om streeks 1450 vrijwel geliquideerd, in Frankrijk werd de hoorigheid pas afgeschaft tijdens de revolutie van 1792. Door deze geringe verschillen tusschen de Nederlan ders, waarvan de merkwaardig halfslachtige positie van den Prins een uiting is, trof men hier geen buiten plaatsen en paleizen aan van de allure van Versailles. Er was geen hof en geen hofkliek die de behoefte had en de middelen bezat om met elkaar wedijverende, millioenen verslindende buitens aan te leggen. Maar van de kleinere, gezellige vermaakplaatsen waren er meer dan ergens in het buitenland. In Frankrijk lieten de belangrijkste edelen en minis ters een park met kasteel aanleggen, terwijl de koning heele series bezat, Versailles, de Trianons, Marly, enz. In de Duitsche landjes had elk hofje behoefte aan een Versailletje, in Rusland liet de vorstin der barbaren zich ook een Fransch ontspanningsoord aanmeten. 32

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 30