als wanneer tot eenen gelijkbeenigen driehoek zoude
overhellen."
Pieter de la Cour geeft dan een plattegrond van een
buitentje van ongeveer twee hectare, waarvan fig. 4
een vogelvlucht geeft, en fig. 5 aantoont, dat inder
daad het „uitzigt" van tuinzaal van het huis uit zeer
ruim en „vergrootend" is.
Men vergelijke beide teekeningen met de beschrij
ving:
„De aenkomst door een ijzer hek over eene steene
brug, leggende over de vuorsloot.
De voorgrond (voorplein) met zestien uitkroonende
lindeboomen en wederzijdse scheerheggen beplant.
Aen de regterzijde een moes- en meloentuin, rondom
en in het midden met twee schuttingen bezet.
Aen de linkerzijde een oranje-huis (onder het welke
een grot of ijskelder zoude konnen gemaekt wor
den) leggende op een terras, dat negen voeten uit
den gemeenen grond hoog is en van binnen en
buiten met muren bemetzelt. Het zelve heeft naer
binnen vier banketten (terrassen) tot de zomer-
standplaets van oranjeboomen, zijnde aen de voet
van het laegste banket een ronde waterbassein en
in deszelfs midden een fontein. Op het bovenste
of eerste banket zijn, tegen het zuiden, koude wijn-
gaerdskassen geplaatst.
Ter zijde van het terras het koetshuis met de stal-
Fig. 5. Het ideale buitentje, binnentuin.
2
17