voor een boerenbedrijf, een veel te geringe binding der onderdeelen. Hoeveel fraaier zou de bouwboer- derij zijn, wanneer 't huis met zijn voorerf en sier- tuin, de schuren en stallen met hun werkruimten, boomgaarden en moestuin tot één groot geheel werden gekoppeld door een laning of windsingel rondom! Werumeus Buning wees er reeds op, dat de Beemster naast heerenboerderijen ook volslagen buitenplaatsen bevatte. Groot was dit aantal in het kleine droog- makerijtje dat onmiddellijk grenst aan Amsterdam, de Diemer- of Watergraafsmeer. Terwijl de grootste heeren en adellijke hanzen (om met Kegge te spreken) hun buitenverblijf bezaten in Kennemerland, langs Vecht en Amstel of bij 's Graveland, poogde de klei nere koopman zich een lustplaatsje te verwerven dich ter bij de stad (fig. 59). Brouërius van Nidek en de Leth hebben er in 1725 een plaatwerk met slechte pralerige verzen aan gewijd „Het verheerlykt Water- graaf s- of Diemermeer bij de stadt Amsterdam, ver toont in verscheidene gezigten van deszelfs lusthoven, van landhuizen, hoven, tuinen, fonteinen, vijvers, gras- en bloemperken enz." Wie de Watergraafsmeer langer dan vijf en twintig jaar kent, zal zich nog verscheidene boerderijen herinneren, die kennelijk eens buitenplaats jes waren geweest, met bruggen en poorten, theekoe pels en overblijfselen van vijvers of grachten. De woon- Fig. 59. Buitentje in de Diemermeer. 123

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 121