keveen, de Kippenburg in Gaasterland en Heringa
State bij Marssum.
In Drente zijn de landgoederen ook niet in grooten
getale aanwezig, terwijl er weinig zijn, die als in Twente
en Achterhoek, van een grootschen aanleg zijn om
geven. 't Zijn landelijke huizen, met bosschen en grach
ten, doch met weinig „grooten stijl". De moeite van een
bezoek waard zijn de Overcinge en Rhebrugge bij
Havelte, Havixhorst en Dikninge bij De Wijk, Olden-
gaarde in Dwingelo en 't kleine Mensinga in Roden.
In het noorden zijn de Friesche States, de Mencke-
maborg en de Fraeylemaborg nog 't meest kenmerkend
voor den barok-parkaanleg.
Dezelfde typen van landelijken aanleg met beschei
den afmetingen vinden wij bij zeer veel Brabantsche
buitens, bij de kasteeltjes van Gemert, Geldrop, Mill,
Deurne en Heeswijk, bij de Vrouwenhof te Rozendaal,
bij de Hondsdonk, de Daasdonk en de Luchtenburg te
Ulvenhout.
Barokplaatsen van grooter allure, die in het zuiden
des lands als studievoorbeeld kunnen dienen, zijn 't kas
teel Bouvigne bij Breda, 't Huis Heeze, Soeterbeek bij
Eindhoven en 't Kasteel Vierlingbeek.
Vele jongere buitens treffen wij er aan, op de ont
gonnen heiden, en in de gebieden die tot voor kort
eiken winter nog onder water stonden. Rondom steden
als Tilburg, Helmond en Breda heeft ontginning en
ontwatering geleid tot belangrijke verhooging van het
landschapschoon, al is de grillige oorspronkelijkheid
dikwijls verloren gegaan.
Wanneer wij een moderne houtvesterij op de heide
vergelijken met een 18e eeuwsch landgoed stellen wij
ons onvermijdelijk de vraagWaarom is de houtvesterij
dikwijls vervelend, met zijn stelsel van boschblokken
en lanen, waarom is het barok-bosch fraai en spannend,
met precies dezelfde middelen?
118