wordt treden, voor elk der huizen. Toen
werd bij keur voor alle straten en burgwallen
geregeld de hoogte en wijdte van bugten-
trappen, pothuyskens en neergeslagen vegn-
sters. De hoogte van de stoepen mocht zijn
ses voeten, dat is ongeveer 1.70 m, waaruit
blijkt dat reeds toen hooge buitentrappen
gemaakt werden, alhoewel zoodanig oude
huizen een voorhuis hadden dat slechts wei
nig boven den weg lag. De pothuizen moch
ten vijf t half voet hoog zijn, het dak een hal
ve voet klimmende, dus achteraan tegen den
gevel 6 voet, dezelfde maximum hoogte als
de hooge stoep. De wijdte, dat is de breedte
uit den gevel, mocht zijn voor de pothuizen
vier voeten, ongeveer 115 m en voor de stoe
pen seven vierendeel van eender ellen, on
geveer 118 m. Deze centimeters meer zullen
geweest zijn voor het overstekend profiel van
den stoeprand.
In 1614, toen het eerste stuk Heerengracht
bij de Brouwersgracht in aanleg was, werd
de keur herzien en de breedte voor de pot
huizen en stoepen voor de straten, burgwal
len en grachten vastgesteld op maximum 4
voeten, dat is ongeveer 1.15 m.
Bij den aanvang van den grooten uitleg van
de stad met den grachtenbundel in 1663,
werd goedgekeurd dat de hoogte van de
57