sters van het voorhuis moest blijven. Het overig deel van de strook stadsgrond werd geplaveid met platte baksteenen die daar voor geschikt waren. Deze plavuizen waren reeds lang in gebruik voor de vloeren in de kelders. Op deze stoep werd een gezellige bank gemaakt om des avonds van een pijp toeback te genieten. Teneinde dit geheele samenstel niet te veel aan weer en wind bloot te stellen, werd een afdekking gemaakt, een luifel, een houten ge timmerte, dat in opwaartsch schuinen stand werd aangebracht tegen den middenregel, het kalf van de houten pui, opgehangen aan hangijzers. De schuine stand der luifels zorgde dat het voorhuis goed verlicht werd door de glas-in-lood paneelen daarboven, dat onder zoo min mogelijk licht te loor ging en dat het regenwater niet op de straat maar in den regenbak terecht kwam. Het uithangbord dat tevoren aan den gevel reeds een bescheiden gebruik van stadsgrond had gemaakt, werd nu „voor aan de luifel uitgehangen en reikte tot halverwegen de straat. Het verwondert ons niet dat in 1565 door de Rooymeesters alle straten en stegen werden gemeten en de breedte ervan vastgelegd, be nevens het aantal stoeps, waarmede bedoeld 56

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 76