uit koppen, de andere uit strekken. Het
kunstje is maar hoe op den hoek begonnen
moet worden: met een driekwartsteen, een
drieklesoor. Vroeger gebruikte de metselaar
het overgebleven klesoortje in de opvolgen
de koppenlaag. Door die zuinigheid werd hij
een tevreden mensch. Nu blijven al die kle-
soortjes op den steiger liggen en als de stei
ger verhoogd moet worden, moeten de plan
ken eerst gekeerd worden, waarvoor de
Amsterdamsche kreet „van onderen" wordt
uitgegalmd. Deze roep begrijpt een ieder en
neemt de beenen. Wie 't niet begrijpt, leert
't in één keer.
Dan wordt er op de scholen ook nog geleerd
van Vlaamsch verband en staand verband,
maar dat hoort niet in Amsterdam. Het kort
na 1200 gebouwde kerkje van Kloosterzande
in Zeeuwsch Vlaanderen is gemetseld van
heel groote steenen, echte reuzenmoppen, in
Vlaamsch verband. Gebouwen van die heel
groote steenen moeten er in Amsterdam ook
geweest zijn, maar er is geen enkele daarvan
overgebleven. Een enkele maal vindt men in
oud Amsterdam zulk een reuzenmop in den
grond. Het Koninklijk Oudheidkundig Ge
nootschap heeft er eenige die gevonden zijn
aan den Nieuwendijk, op de plek waarvan
men langen tijd gedacht heeft dat het kasteel
16