Blijenhoek een hok had getimmerd. Zij ver zocht dit duivenetablissement te doen weg nemen of verplaatsen, omdat zij veel last had van het „geraes en gekir en vuyligheid in het regenwater". Bij de uitgifte van bouwterreinen bij de groote stadsuitbreiding in de 17de eeuw, be paalde de stad dat ,,het ambacht van Cuy- perije of 't Ambeeld gebruickende" verbo den was. Men weerde dus het lawaai. Maar „sullen oock op de getimmerten van deselve Erven geen platten mogen gesteld worden." Dat is de reden dat men tot nu langs de hoofdgrachten geen werkplaatsen en geen duivenplatten aantreft. Maar nog steeds wordt den duivenhouder zijn plezier niet ontnomen, ziet men de zwie rende vluchten duiven boven de stad. 92

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 120