In 1536 en nog eens in 1618 werd het schie
ten op duiven verboden. In 1547 werd het
werpen naar duiven „bij duy ff houders daar
duyf-slagen uytsteken" verboden, tegen ver
beurte van „een Carolusgulden, voor elke
reyse, ende sullen d'ouders van de jongens
betalen de boete voor hare kinderen ofte
sullen de kinderen daer voor gegeeselt wor
den."
In 1557 werd geordonneerd „eenen igely-
cken duyven houdende verbiedende deselve
tot eeniger tijd te laten uyt-vliegen maar
die te houden binnen hare huysen op pene
van drie Carolusguldens daer er groote
abuysen en mis-bruycken gebeuren bij de
Duyff-houders tot verdriet en achter-deel
van hare nageburen en andere goede luy-
den."
Hoe groot de liefhebberij en ook de last voor
de buren was, blijkt uit eenige voorvallen.
In 1664 kocht Joan de Ville op de markt een
duif, die driemaal moest kunnen tuimelen.
Toen dit niet het geval bleek te zijn, ontstond
een gevecht, waarvan het gevolg door den
Hoofdofficier Lambert Reyns moest wor
den beslecht. In denzelfden tijd kwam voor
het gerecht een klacht van Christina Denu
aan de Regenten van het St. Pietersgasthuis,
waar zekere Waesberge op het huis in den
91