het best bekend. Deze wegen dienden in hoofdzaak strategische belangen. Vermoedelijk werden zij in onze streken bijna uitsluitend op slecht berijdbare plaatsen van een verharding voorzien. De veenbruggen, waar van de resten bij het veengraven meer of minder gaaf te voorschijn kwamen, zijn langen tijd aangezien als van Romeinschen oorsprong te zijn. Veelal bestaan deze wegen, waarvan het gevonden hout als de fun deering van den weg in den moerassigen en weeken bodem moet worden beschouwd, uit houten liggers in de lengterichting van den weg, waarop dwarsliggers in den vorm van al of niet bewerkte stammen. De ligging in de veenlagen en de bijvondsten hebben aangetoond, dat deze veenbruggen, ook wel knuppelwegen ge noemd, reeds uit den bronstijd dagteekenen. Uit de Romeinsche heirbanen zijn later de handelswe gen gegroeid. Aanvankelijk waren deze zeer onveilig. Hierin kwam verbetering ten tijde van Karei den Groote. Aan de groote verkeerswegen wijdde hij onder meer zijn zorg. In het Frankische tijdvak is een stelsel van openbare land- en waterwegen opgebouwd. De vorst was ge rechtigd tol te heffen en nam daarvoor het onderhoud op zich. De oorspronkelijke ligging van deze wegen is moeilijk met zekerheid na te gaan. Aangenomen wordt, dat ze althans gedeeltelijk van Romeinschen oorsprong zijn geweest. Uit het midden der 12 de eeuw wordt een groote reisweg vermeld, van Arnhem over Rhenen en Zeist naar Utrecht en voor Zeeland wordt in 1246 een weg vermeld van Biezelinge naar Vlake. Tegen het einde der Middeleeuwen, door den opbloei der steden, ontstond behoefte aan meer verkeerswegen. Deze werden echter slecht aangelegd, niet of slecht verhard en slecht onderhouden, mede doordat het ver voer beperkt bleef vanwege de onveiligheid. In het 6

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 9