HOOFDSTUK IX.
DE BEGRENZING VAN DEN WEG.
Zooals reeds in vorige hoofdstukken is aangetoond,
zijn er verschillende factoren, welke de schoonheid
van den weg beïnvloeden. De begrenzing van den weg
mag onder deze factoren niet worden vergeten. In het
algemeen kan worden geconstateerd, dat de aantrek
kelijkheid van een weg wordt bepaald door alles wat
van den weg af wordt gezien. Dit houdt in, dat ook
het negatieve van invloed is op de aantrekkelijkheid
van den weg, d.w.z. dat de elementen, welke de
schoonheid bederven, ook storend zijn voor de schoon
heid van den weg.
De grens van een weg kan gunstig worden genoemd
voor de schoonheid van het geheel, als zij zoo min
mogelijk opvalt en als zij overeenkomt met andere
begrenzingen, die in het landschap worden waarge
nomen. Hoe minder het karakter van scheiding wordt
geaccentueerd, des te beter is het in den regel voor
de aanpassing van den weg bij het landschap.
Maar al te dikwijls wordt de begrenzing van den weg
van ondergeschikt belang geacht. Zij verkrijgt althans
veelal niet de zorg en de aandacht, welke zij behoeft
en die zij ook waard is in verband met een rustig en
ongestoord waarnemen van alles wat den weg zelf en
zijn omgeving betreft. Dat de begrenzing van den
weg dikwijls als iets zeer bijkomstigs wordt beschouwd,
blijkt maar al te zeer uit de dikwijls afzichtelijk leelijke
hekken, welke er langs worden aangetroffen. Dit euvel
doet zich zelfs langs belangrijke wegen voor.
Bij het aanbrengen van een afscheiding tusschen de
gronden, welke tot den weg behooren, en de aanlig
gende terreinen moet in den regel een keuze worden
80