dat zoodra de lengtegroei van den boom gaat afnemen, snoei minder noodig wordt. Men hoort wel eens de meening verkondigen, dat snoei den groei zou bevor deren. Dit inzicht leidt tot een hoog en sterk opsnoeien van reeds oude boomen. Deze worden daardoor echter totaal misvormd. Wel is waar ontstaan dan vele waterloten op den stam, welke den schijn wekken van een krachtigen groei, maar in werkelijkheid wordt de boom beroofd van een groot deel der voor zijn voeding onontbeerlijke bladeren. Tot het onderhoud van beplantingen moet ook worden gerekend het tijdig ingrijpen bij het optreden van schadelijke invloeden, zooals bv. beschadiging door insecten, door zwammen veroorzaakte ziekten, e.d. Veelal geldt hierbij, dat voorkomen beter is dan gene zen. Een euvel, dat nog al eens valt waar te nemen, is gasvergiftiging, ten gevolge van lekken in geleidin gen. De gevoeligheid van verschillende houtsoorten te dien opzichte is ongelijk. Zoo is bv. de eschdoorn uiterst gevoelig, terwijl de iep het soms langen tijd kan uithouden. Kenmerkend voor den iep is het ge deeltelijk loslaten en afvallen van de schors, terwijl de bast ter plaatse min of meer sponsachtig wordt. Uit den aard der zaak is het gewenscht, zoodra dit verschijnsel zich voordoet, de geleidingen na te gaan en eventueele lekken te dichten. Tevens dient dan te worden bevorderd, dat het zich in den bodem bevin dende gas zoo spoedig mogelijk kan ontsnappen. In ernstige gevallen verdient het aanbeveling, den grond door verschen te vervangen. Het is bezwaarlijk algemeene voorschriften voor een goede behandeling van beplantingen te geven. Hoofd zaak is, dat degenen, die met de zorg voor beplantin gen belast zijn, dit met toewijding doen. In gevallen, waarin zij mochten twijfelen, welke maatregelen wen- schelijk zijn, is het van belang tijdig voorlichting te vragen aan ter zake kundigen. 78

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 89