te overtuigen, dat de oorzaak van den achteruitgang
moet worden geweten aan den maatregel, die reeds
enkele jaren tevoren is genomen. Een dergelijk geval
doet zich ook voor bij het leggen van kabels of buizen
in de nabijheid van boomen, waarbij het wortel
stelsel beschadigd wordt. Heeft men te doen met
laanbeplantingen, dan is dikwijls een duidelijk verschil
waar te nemen in de kleur of dichtheid van de be-
bladering, tusschen de boomenrij, waarlangs de kabel
of buis is gelegd, en de rij aan de andere zijde van
den weg. De verschillen kunnen zoo in het oog loopen
dat er uit valt af te leiden, dat er een of ander aan
het ondergrondsche gedeelte van de beplanting be
schadigd moet zijn.
Nu en dan ziet men staaltjes van bermverlaging,
welke van dien aard zijn, dat een aanmerkelijk deel
van het wortelstelsel bloot is gelegd. Behalve dat de
boomen daardoor ernstig zijn beschadigd, wordt ook
de eenheid van weg en bermbeplanting er door ver
stoord. In dergelijke gevallen kan men in den regel
beter tot velling overgaan, dan de boomen in hun
gehavenden vorm laten staan. Nog beter is het
natuurlijk naar een oplossing te streven, waarbij de
boomen ten volle behouden blijven.
In geval het dempen van bermslooten noodig is, moet
groote voorzichtigheid worden betracht, aangezien
anders groote kans bestaat, dat de boomen beginnen
te kwijnen of zelfs dood gaan. Hoe ouder een beplan
ting is, hoe gevoeliger de boomen zijn voor wijziging
van de oorspronkelijke groeivoorwaarden. Dit hangt
mede af van de boomsoort. Zoo zijn bv. eiken en
linden op lateren leeftijd in dit opzicht zeer gevoelig.
Door het dempen van de sloot wordt de ontleding
van de in de sloot of greppel opgehoopte organische
stoffen in den vorm van blad en plantenresten geheel
gewijzigd, waardoor voor den boom schadelijke ont
ledingsproducten worden gevormd. Het verschijnsel,
66