uitsluitend leeken zich schuldig aan verkeerd gebruik
van allerlei sierheesters. De neiging daartoe ontstaat
onder invloed van beplantingen in steden, door aan
biedingen van kweekers, door de lust tot versiering
van een weg. Deze neiging is in de laatste jaren zeer
versterkt door het beschikbaar stellen van door crisis
omstandigheden overcompleet geworden plantmate-
riaal. Als motief voor het aanbrengen van dergelijke
beplantingen geldt, dat daardoor meer afwisseling
wordt verkregen, waardoor het geheel aan fraaiheid
zou winnen. Dit opzettelijk „mooi" willen maken
moet sterk worden afgekeurd. Aan dergelijke bijzon
dere aantrekkelijkheden bestaat geen behoefte. De
forsche lijnen van de uit eenvoudige soorten opge
bouwde beplanting komen in den regel beter dan bij
zondere kleuren of vormen overeen met de structuur
van het landschap, waardoor de weg loopt. Te veel af
wisseling is onrustig voor het oog. Het is in het geheel
niet noodig, dat een beplanting een opvallend karakter
draagt om aesthetische gevoelens te bevredigen.
De zooeven bedoelde crisisomstandigheden hebben er
toe geleid, dat groote hoeveelheden sierplanten, welke
niet waren gekweekt om ons mooie landschap er me
de te „versieren", op uiterst gemakkelijke voorwaar
den ter beschikking werden gesteld van allerlei licha
men, die ze dikwijls met de beste bedoelingen be
zield en onder aanmoediging van velen, die het onbe
dorven landschapsschoon niet naar waarde weten te
schatten hebben uitgeplant op tal van plaatsen,
waar het naar zijn aard beslist niet thuis behoorde.
De natuurlijke rem, gevormd door de kostbaarheid
van het in het groot aanbrengen van dergelijke be
plantingen, werd daarmede uitgeschakeld.
Teleurstellingen zijn niet uitgebleven, want een deel
van het materiaal is terecht gekomen op plaatsen,
waar het zich niet zal kunnen handhaven zonder de
voortdurende verzorging en het geregelde onderhoud,
57