zij boren zich in den bast en leggen daar hun eieren, waaruit na eenigen tijd de nieuwe kevers te voor schijn komen. De strijd tegen de spintkevers komt dus neer op het verwijderen van doode en stervende iepen- boomen, waarvan de schors moet worden vernietigd of onschadelijk gemaakt. Ook de gevelde gezonde boom is voor den iepenspintkever een geschikte plaats om zich voort te planten, zoodat geenerlei iepenhout met de schors moet blijven liggen, tenzij de boomen geheel onder water worden gedompeld. Dit laatste is een maatregel, welke bij iepenhout toch reeds dikwijls wordt toegepast, omdat gewaterd iepenhout voor vele doeleinden van betere hoedanigheid is dan het niet gewaterde. In 1930 is krachtens art. 3 der Boschwet 1922 een Kon. Besluit uitgevaardigd, op grond waarvan eigena ren van doode en stervende iepen gedwongen kunnen worden, de hun als zoodanig aangewezen iepen te vellen en de schors er van onschadelijk te maken. Met het opsporen van deze boomen werd het Staatsbosch- beheer belast. Bedoeld Kon. Besluit is in den loop der jaren eenige malen gewijzigd, ten einde het bij de in de praktijk opgedane ervaringen aan te passen. Sedert 1930 is ieder jaar voortgegaan met deze wijze van bestrijding der ziekte. Aangezien het opsporen der zieke en doode boomen een veelomvattende en tijd- roovende arbeid is, wordt dit opsporingswerk beperkt tot de gebieden, waar de iep in eenigszins belangrijke mate voorkomt en in het landschap een voorname plaats inneemt. Het is niet mogelijk gebleken, door de bestrijding van de iepenziekte langs indirecten weg aan het ziekteproces een einde te maken. Het is dus noodig geworden, andere wegen te bewandelen om den iep voor ons landschap te behouden. De daarvoor aangewezen weg is het opsporen van een voor de ziekte onvatbare iep. Toen een gemakkelijk uit te voeren methode was ontdekt om de ziekte bij jonge 4 49

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 56