snelheid te worden bereden, over het algemeen inder daad te gering. Bij dergelijke plantafstanden schermen de boomen, zoodra zij eenigen omvang hebben be reikt, al spoedig een aanmerkelijk deel van het uitzicht af. De ervaring leert, dat zonder bezwaar de plant afstanden veel ruimer kunnen zijn bv. 1015 m, soms ook 20 m en onder sommige omstandigheden nog meer. Hiermede wordt tevens bereikt, dat elke boom op zich zelf fraai kan uitgroeien en daardoor beter tot zijn recht komt. Een ruime plantafstand zal de lanen een karakter geven, afwijkend van dat der lanen, waaraan wij gewoon zijn. In hoeverre dit winst of verlies aan schoonheid zal beteekenen, valt in het algemeen niet te voorspellen; dit hangt van verschil lende factoren af. Bovendien zal het noodzakelijk, noch gewenscht zijn, een aanmerkelijk ruimeren plantafstand voortaan langs alle wegen toe te passen. Voor wegbeplantingen kunnen bezwaarlijk algemeene voorschriften worden gegeven. Een voorbehoud ten aanzien van ruime plantafstan den moet worden gemaakt voor standplaatsen, welke sterk aan den wind zijn blootgesteld. In die gevallen is het van belang, dat de boomen elkaar onderling zoo veel mogelijk beschutting geven om aan voortduren- den krachtigen wind weerstand te kunnen bieden. Een ruimere plantafstand is reeds op tal van plaatsen toegepast. Hoewel deze beplantingen veelal nog te jong zijn om een volledig oordeel er over te vellen, is de ervaring, die aanvankelijk is opgedaan, in het algemeen gunstig te noemen. De verruiming, welke tot dusver werd toegepast, is niet van dien aard, dat het uiterlijk van onze wegen in belangrijke mate wijzi ging er door zal ondergaan. Verruiming van den onderlingen plantafstand kan ook worden bereikt door dunning van wegbeplantin gen. Onder dunning wordt verstaan het wegnemen van een gedeelte van de beplanting, waarbij deze 35

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 40