zelfs, die van beschaduwing door boomen voordeel genieten, aangezien bij sterke bestraling het wegdek te sterk wordt verhit en dientengevolge lijdt. Het slecht opdrogen van een weg is in den regel niet zoo zeer het gevolg van de eigenlijke wegbeplanting, als wel van dichte beplantingen naast den weg. Een ongerief, dat aan het vorige verwant is, vormt het condensatiewater, dat bij nevel op den weg terecht komt. Dit is in het bijzonder van beteekenis, indien het gepaard gaat met lage temperaturen en dientengevolge ijzelvorming optreedt, waardoor de weg glad kan worden. In den regel is dit echter slechts van korten duur. Bovendien kunnen boomen in der gelijke gevallen ook weer voordeel opleveren, doordat de temperatuur onder invloed van de beschermende boomen niet onder het vriespunt daalt, terwijl ijsvor- ming op open gelegen weggedeelten wel valt waar te nemen. Hoewel de bezwaren tegen rijen boomen langs wegen hiermede geenszins volledig zijn behandeld, heeft het geen zin om hierop thans nog dieper in te gaan. Het nadeel van dichte boomenrijen langs sommige wegen leidt bij een eenzijdige beschouwing tot een niet gemotiveerden afkeer van boomen. Smalende uitlatingen als „rijtjes boomen", „tralies langs den weg", e.d. vallen soms te beluisteren, terwijl de voor deden, die ontegenzeggelijk tegenover de nadeelen van dergelijke beplantingen staan, geheel worden voorbijgezien. Tot deze voordeelen behoort ongetwij feld in de eerste plaats de schoonheid van lanen. Van een laan gaat niet alleen bekoring uit, wanneer men zich in de laan zelf bevindt, maar ook wanneer men haar beziet uit het landschap, waarvan zij deel uit maakt. In het bijzonder in een open landschap kan zij zich reeds uit de verte aandienen als de baan, waarlangs het voornaamste verkeer zich voortbeweegt. 3i

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 36