HOOFDSTUK II DE WEG MET BETREKKING TOT HET LANDSCHAP. De groote wijziging in het verkeer heeft ten gevolge gehad, dat het aantal weggebruikers enorm is toege nomen. Ze heeft de mogelijkheid geschapen méér en op gemakkelijker wijze de stad te ontvluchten en van het buiten zijn te genieten. Dit genot is voor tal loos velen tot een nieuwe levensbehoefte geworden. Het vertoeven in de natuur en het genieten van de schoonheid van ons landschap met zijn rijke verschei denheid is een bron, waaruit steeds nieuwe krachten kunnen worden geput. Het behoeft dan ook geenerlei verwondering te wek ken, dat de wegen en hun omgeving meer en meer in de belangstelling komen. Als vanzelf wordt, bewust of onbewust, de schoonheid beoordeeld van de wegen, waarlangs men zich begeeft, hetzij per auto, fiets of te voet. Ook voor de spoorwegen en de waterwegen geldt hetzelfde. Hoe veel Nederlanders zijn er niet, die hun land slechts van de wegen kennen? Niet het minst zijn de spoorwegen uit dien hoofde voor tal van streken belangrijk. Des te meer is het dan ook van belang, dat de weg het landschapsbeeld niet verstoort en dat langs den weg het gave landschapsbeeld be waard blijft. Bij de beschouwing over den weg in het algemeen, dient rekening er mede te worden gehouden, dat de weg tot het landschap in tweeërlei betrekking staat. Hij voert ons door en brengt ons in het landschap maar de weg op zich zelf is tevens onderdeel van het landschap. Waarlijk niet alleen door zijn beplanting, maar ook door zijn plaats in het landschap, door zijn 24

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 29