leg en onderhoud werd verhardingsmateriaal van mindere hoedanigheid gebruikt. Aan het einde van de 19de eeuw vond vrijwel alle vervoer over lange afstanden per spoor- of tramweg plaats en daarnaast ook te water. Het scheepvaart verkeer heeft vrijwel steeds de concurrentie met de spoorwegen kunnen volhouden, mede doordat de voor uitgang van de techniek ook het verkeer te water ten goede was gekomen door het gebruik van stoom. Geleidelijk kwam er bij de eeuwwisseling eenige wijzi ging in de verkeerstoestanden, doordat het rijwiel, zijn eerste ontwikkelingsstadium had doorgemaakt. Daarna bleef het rijwiel gestadig aan beteekenis win nen. Aanvankelijk nog niet in die mate, dat dit van overwegend belang was, uit een algemeen vervoers- oogpunt bezien. Het rijwiel kan echter als de voor- looper van de moderne middelen van verkeer op de gewone wegen worden beschouwd. Er deed zich be hoefte gevoelen aan voor dit vervoermiddel geschikte padenvooral de oude heirwegen waren in dit opzicht totaal onbruikbaar. De rijwielen werden gevolgd door den automobiel, welke door de zeer hooge kosten aanvankelijk nog slechts binnen het bereik van enkelen viel. Met de geleidelijke uitbreiding van het autoverkeer steeg echter de behoefte aan goede wegen, in het bijzonder toen ook het vrachtverkeer zijn intrede deed. De be teekenis van de gewone wegen kwam daardoor op een totaal ander plan. In de eerste 25 jaar van deze eeuw ontwikkelde het motorverkeer zich op zoodanige wijze, dat gevoeglijk van een revolutie op verkeersgebied kan worden gesproken. In het bijzonder is de groote snel heid van het moderne verkeer van overwegende be teekenis, niet alleen ten aanzien van de breedte der verharding, maar ook van de effenheid en het draag vermogen, alsmede van de richting van den weg, het tracé. 20

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 25