„zou worden geaccordeerd, wegens de, ten gevolge „dier beschikkingen, aan hen toegebragte schade, tot „dato dezer." Dit besluit stelde verplicht, alle uitgerooide boomen langs groote wegen, toebehoorende aan gemeenten, kollegiën of particulieren, dadelijk door nieuw plant soen te vervangen. Voorts werd bepaald, dat alle groote wegen, welke nog niet beplant waren, van Staatswege van een beplanting zouden worden voor zien, voor zoover dit mogelijk was. De gedeelten, waar het plantrecht aan derden toebehoorde, werden daar van uitgezonderd, indien de rechthebbenden daarvan gebruik wenschten te maken. Dit moest dan geschie den volgens aanwijzing van de Directie van den Waterstaat met de door deze gewenschte soort. Alle gemeenten, kollegiën of particulieren waren bevoegd en verplicht, de hun toebehoorende boomen behoorlijk en op tijd te doen snoeien. Sedert Nederland een Koninkrijk werd, heeft de regeering voortdurend gezorgd voor de bestrating van de bestaande heirbanen, die in vorige eeuwen of in het Napoleontische tijdperk waren aangelegd. Van 1814 werd krachtig aan de verbindingen te land ge werkt. Vermeldenswaard is het feit, dat in de provin cies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel in 1814 nog geen doorgaande verharde wegen voor kwamen. In de considerans der wet van 24 Februari 1815, waarbij ten behoeve van de groote wegen een negotia- tie van 450.000 werd geopend, gevestigd op de op brengst der tollen, lezen wij onder meer, dat „ten „behoeve der herlevende commersie en van het onder ging verkeer der goede ingezetenen, niet alleen de „reeds bestaande wegen onderhouden, maar ook nieu- „we wegen aangelegd en hoe eer hoe liever bestraat „dienen te worden." In 1821, toen ons land nog met België één Koninkrijk 13

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 16