door het andere eruit vloog. Weinige dagen hierna
kwam de tijding van den dood van den Prins.
De geheele kerk, hoe eenvoudig ook, maakt een eer-
biedwaardigen en schilderachtigen indruk. Het is dan
ook geen wonder, dat de schilder Bosboom, toen hij
omstreeks 1880 Hoorn bezocht, niet alleen in de
stad, maar ook in de Noorderkerk een veld van arbeid
vond. In de levensbeschrijving van Joh. Bosboom door
Mr. M. F. Hennus (Palet serie) staat zeer terecht
„Met een rijken oogst gaat hij naar huis; de naoogst
„is wonderbaarlijk."
De kerkvloer is zeer waarschijnlijk in de 17e eeuw
verhoogd voor het aanbrengen van gravende base
menten der zuilen zitten vrij diep in den grond. De
vloer is geheel bedekt met grafzerken, die niet meer
op hun oorspronkelijke plaats liggen. Zooals reeds
gezegd, was deze kerk geen hoofdkerk, hier werden
dus geen vooraanstaande personen begravende tee-
kens op de zerken vertellen ons, dat hier rusten am
bachtslieden, schippers, weeskinderen, enz. Op de
meeste steenen komen huismerken voor, men kan hier
een keur van teekens vindenook werktuigen als
troffel, schaaf, beitel en zelfs een bakkersoven.
Een der zerken is voorzien van het opschrift„Hier
is begraven Schipper IJsbrant Willemssoon Bontekoe,
den 15 Desember anno 1607" en we mogen aan-
'nemen dat hier de vader ligt van Willem IJsbrants
Bontekoe, den schrijver van 't Journael ofte gedenck-
waerdige beschrijvinghe van de Oost-Indische Reyse,
uitgegeven te Hoorn in 1646, die geboren moet zijn
in het huis aan de Veermanskade, waar in den gevel
een steen met een bonte koe staat. Een andere steen,
die een eigenaardigen kijk geeft op hem of haar, die
er begraven ligt, heeft tot opschrift„Laat hem lopen
die lopen lust mijn tijt is verlopen ick lech in rust."
We zullen nog een kijkje nemen in het koor, met
27