Dieren, het Asser Stadsbosch en een „dennenakker"
ergens op woesten grond aangelegd, bestaat een
groot verschil. Er zijn inderdaad kale verwaarloos
de dennenbosschen en slecht onderhouden eiken-
hakhoutperceelen, die beter kunnen worden gekapt.
Prachtig zijn echter de oude bosschen van vier, drie,
twee eeuwen oud, zooals wij er zooveel aantreffen
langs den duinkant, langs de Vecht, in de Gooische
en Utrechtsche lustwarande, Veluwezoom, in den
Achterhoek, Salland en Twenthe. Geen oerwoud,
allesbehalve, er komen bijna altijd exoten, boomen
van vreemden bodem in voor, zooals sparren, aca
cia's, Amerikaansche eiken en tamme kastanjes,
maar in volle werkelijkheid heerlijke bosschen van
een niet genoeg te prijzen schoonheid. Hoe indruk
wekkend zijn de stoere eiken, de forsche rank op
rijzende stammen van meer dan honderdjarige den
nen en sparren, de voorname grijze zuilen van 25
en 30 meter hooge beuken, - ongelooflijk rijk is de
schoonheid van onze bosschen, zoowel in het groot
bezien als in het détail. Dat komt ook door de wer
king van licht en schaduw, van wind en regen en
sneeuw, van bloemen, vogels, eekhoorns, padden
stoelen en ander natuurleven, dat mèt het bosch tot
ontwikkeling komt. En ongetwijfeld kunnen ook de
sobere dennenwouden met hun op rijen geplante
boompjes mooi zijn, bijvoorbeeld in de nevels van
een herfstdag, of met een roedel herten, schuil
gaande tusschen de bemoste stammen.... Of het
eikenhakhout in den winter, bedekt met donzen
sneeuw.... Verder is daar het machtige rhythme der
41