wouden in onze moerassen, oorspronkelijke bosch-
jes in onze duinen, doch het imposante oerwoud,
dat de eerste bewoners van ons land hebben gekend,
is verdwenen.
Ongetwijfeld moet Nederland in dien tijd een prach
tig boschland zijn geweest. De samenstelling van
deze bosschen is in den loop van de verschillende
klimatologische perioden gewijzigd, ook heeft het
type bosch in verschillende streken uiteengeloopen,
al naar de geaardheid van den bodem, de vochtig
heid en de hoogte, maar over het geheel zal het van
een overweldigende schoonheid zijn geweest. Er nog
veel op gelijkende wouden in andere landen,
Duitschland en Engeland bijvoorbeeld en Dene
marken, bevestigen veelal de gedachte, dat het oor
spronkelijke bosch, het bosch van de natuur zelf,
ook het mooiste is.
Diep komt men onder den indruk van de schoon
heid der eeuwenoude boomen, van de romantiek in
een zich zelf telkens weer verjongend bosch, waar
de mensch niets verandert, doode, omgewaaide en
zieke boomen niet worden verwijderd, waar een
flora en fauna te vinden zijn volkomen in harmonie
met de schoonheid van het woud: een levensge
meenschap van wonderbaarlijke structuur en in
drukwekkende schoonheid. De Veluwe en Drenthe
zijn grootendeels met een eiken-berkenbosch bedekt
geweest, op vruchtbaarder gedeelten afgewisseld
met het eiken-haagbeukenwoud, langs de rivieren
en beken elzen en wilgen-broekwoud, elk met hun
karakteristieke boom- en heestersoorten, kruiden,
35