tieterrein, als vaarwater, wij behouden dus dit land-
schapsschoon, maar wij moeten ook de natuur van
het moerasland behouden, en juist daarvan worden
honderden hectaren bedreigd.
Zelfs de fraaie vennen in het Zuiden van ons land
zijn niet veilig. Het was droevig om het van som
mige eigenaren te moeten aanhooren: „die rommel
moet weg, geef mij maar akkers!" Zij zien de natio
nale schoonheidswaarde en het wetenschappelijk
nut van dergelijke ongerepte stukjes natuur nu een
maal niet in. De vennen, die er nu nog zijn moeten
tot natuurmonument worden verklaard. Heerlijk,
dat bij Oisterwijk „Natuurmonumenten" een aantal
der mooiste van heel Brabant in bezit gekregen
heeft in het hoofdstukje over bosschen en heiden
zullen wij er nog iets over zeggen.
Het natuurschoon van onze moerassen en plassen
mogen wij wel in hooge eere houden, in sociaal
opzicht kan men zijn waarde niet hoog genoeg
aanslaan. Naar ons gevoel, kan er niets meer af.
De verdere inpoldering van het IJselmeer, of zelfs
van deel en van de Waddenzee, zij het snel te ver
wezenlijken doel!
32
«li.