mede dan meestal bosschen en heuvelachtige heiden worden bedoeld. De klachten berusten eenvoudig op vooroordeel en gemis aan kennis van eigen om geving.... De schoonheid van ons polderland, óók bij de groote steden, is van onvergelijkelijken aard, er is geen land ter wereld, dat zich op zooveel schoons beroe men kan! Maar te velen gaan haar achteloos voor bij. Zij zien de harmonie van natuur en cultuur in ons polderland niet. Hoe recht ook de wegen en vaarten zijn, hoe netjes het land ook in vakken voor landbouw en veeteelt is verdeeld, de natuur dringt er overal in door, zij brengt er nieuwe kleuren en klanken, zij versiert de zoomen van de wegen, de oevers der kanalen: en altijd zijn daar de wijde luchten met haar blanke parade's van wolken. Wijd en strak liggen daar de uitgestrekte kleipol- ders in het Noorden van Groningen en Friesland, in Noord- en Zuid-Holland, op de Zeeuwsche eilanden, in de breede dalen der groote rivieren. Natuurschoon? Ja zeker, heel bijzonder natuur schoon, van hoe tijdelijken aard het in menige op zichten ook mag zijn. Wij denken aan de haast over dadige weelde in den vroegen en rijpen zomer, wan neer de velden bloeien en met vruchten beladen zijn, leeuweriken opstijgen uit het korenland, houtdui ven met klepperende vleugels naar de door den wind geteisterde kruinen van iepen en esschen, elzen en meidoorns vliegen. En dan aan den herfst en den winter met hun zwermen meeuwen, kieviten, spreeu wen en goudpluvieren over de grijze landen, aan 14

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 17