HOOFDSTUK V
DE GROOT E VACANT IE
Ai s de Groote Vacantie begint, is het allermooiste van
het jaar eigenlijk al voorbij. De rozen zijn uitgebloeid,
de nachtegaal zingt niet meer, knort alleen als we zijn
jongen verontrusten. Het „teere lentegroen" wordt hard
en stug. Zoo kan ik nog een boel narigheid opsommen,
maar we gaan ons liever bezig houden met wat er nog
overblijft en zelfs wat er nog nieuw bij komt.
Er zingen in het eind van Juli nog heel wat vogels:
Tuinfluiter, Zwartkop-grasmusch, Groenvink, Schild-
vink, Winterkoning, Fitis, Braamsluiper, Merel, Zang
lijster. Ook zien we nog veel jongen, die door de ouden
gevoerd worden. Jongen, aan het ouderlijk gezag ont
snapt, scholen samen, ook met jongen van ander soort
en voelen het trekinstinct ontwaken. Jonge kwikstaar
tjes en zwaluwen komen 's avonds slapen in het riet,
sommige jaren in groote troepen en met veel lawaai.
In Augustus kunt ge er 's avonds tegen sluitingstijd van
den Hof nog net veel aardigs van te zien krijgen.
De insectendrukte neemt toe. Op de bloeiende thym
wemelt het van allerlei bijen, hommels en vliegen,
Vuurvlindertjes maken sierlijk vertoon op de Zand
blauwtjes. Spiksplinternieuwe Atalanta's, Vosjes, Ci
troenvlinders, Dagpauwoogen zoeken de distels op en
wolken van Zweefvliegen omzwermen bij zonnig weer
de hooge Toortsen.
De Toortsen en de Teunisbloemen, het Zeepkruid en de
Gele Hoornpapaver zijn onze voornaamste figuren van
den nazomerbloemen van den morgen en bloemen van
den avond.
De Teunisbloemen zijn de best bestudeerde van alle
planten sedert Professor Hugo de Vries in het begin
van onze eeuw er zijn onderzoekingen aan verrichtte,
die hem brachten tot het opstellen van zijn Mutatie-
61