weergegeven. De vorstin schonk deze borduursels
aan haar schoonbroer, die van 1049—1097 bisschop
van Bayeux was. Een dezer tafereelen nu stelt de
verovering van zulk een toren voor, zooals de ge
beurtenis door een tijdgenoot werd gezien. De
burchtheuvel en de gracht zijn er als in doorsnede
weergegeven. De palissadeering en de houten toren
zijn te herkennen. Op den voorgrond ziet men den
aanvaller pogingen doen het staketsel in brand te
steken. Terzijde is een aanval op en een uitval uit
de poort uitgebeeld en aan de andere zijde ziet men
het einde der episode: de belegerden rijken de aan
een speer gehangen sleutels over aan den over-
winnenden aanvaller.
Hiermede kunnen wij afscheid nemen van de sterk
ten in hout en onze beschouwingen voortzetten met
de bestudeering van die in steen.
De steenen toren.
Van den alleen-staanden toren vormt de platte
grond doorgaans een rechthoek van omtrent 12 bij
10 M., de dikte der muren ligt tusschen 1.5 en
2.5 M. en het muurvlak kan slechts door kleine
lichtopeningen worden onderbroken, om aan het
weerstandsvermogen geen afbreuk te doen. Een
57
Fig. 7. Kasteel naar een voorstelling uit de Xle eeuw.