De leenheerlijke verhoudingen beïnvloedden ook
des Adels algemeene verplichtingen; hiertoe be
hoorde het ter heirvaart trekken; de leenman moest
aan den oproep van den leenheer gevolg geven
door op de aangegeven plaats en tijd te verschijnen
in „veldtenue" met een, naar gelang van de uitge
strektheid van zijn leengoed en de omstandigheden
verschillend, aantal voor den strijd uitgeruste man
schappen. Om eenige voorbeelden te noemen: in
1431 riep keizer Sigismund de Vrijheeren van Ba-
tenburge, van Kuylenburg, van Buren en van de
Leek op tot een gemeene heervaart tegen de Tur
ken; ieder van hen moest vijf glavieën opbrengen
vijf Ridders, ieder met drie paarden, tien schild
knapen vergezeld van twintig paarden en tien Wel
geborene Knechten. 20)
Als regel was een ridder verplicht de graaflijke
heervaart binnen 's lands te volgen op eigen kos
ten, in volle wapenrusting, met een lijf- en twee
handpaarden en vergezeld van twee schildknapen
en de vereischte karren. 21)
Bij de beleening van Heer Willem van Brederode
in 1283 bepaalde graaf Floris V o.a.: Vort sal Heer
Willem voirscr. ende sine nacomelingen dese voir-
screvene Heerlicheit houdende syn van Ons ende
onse nacomelingen hen tot een recht Leen ende
daer sal hi ons af sculdich wesen te dienen mit
sinen ondersaten voirscreve als wi gemeen heer-
vaert doen bieden tot alre tyt ende alsoe lange
als wi mit ons selfs live mit onser banieren in den
velde syn op haer selfs kost mit eenre heerkogge
van twintich riemen of mit vijftien gewapender
mannen ende vijf scutten 22)
Wil een kasteel aan zijn bestemming voldoen, dan
moet het in staat zijn weerstand te bieden aan de
aanvalsmiddelen; bijgevolg zal de verdedigings
kunst telkens andere en hoogere eischen stellen,
naarmate 's menschen vindingrijkheid de aanvals-
22