het ne zy bij 's graeven wille", terwijl in 1294 kei
zer Adolph den graaf van Loon en den heer van
Valkenberg gelastte het beleg van het kasteel
B o r n op te breken. 17)
Uit de rekeningen van Aelbrecht van Beieren ver
nemen wij, dat de graaf in 1359 op Woensdag, St.
Jan decollatie-dag en op Donderdag er na een
bode zendt „an Heren Ghisebrecht van Yselstelyne
omme dat hi haer Heer) Dirc van Cronenberch
sijn tymmeringhe soude doen verbieden". Een
andermaal drukt de graaf zijn vazallen op het hart
hun kasteelen in staat van verdediging te brengen,
zooals op 20 Maart 1359, toen een bode gezonden
werd tot „de burchgravinne van Leiden, de vrou-
de van Egmonde, de vrouwe van der Watheringhe
en aan Aelbrecht van der Watringhe, omme dat si
hoer stede ende huse besetten soude, so dat (ze)
bewaert ware" en ook op 2 April van hetzelfde
jaar, toen aan „Heren Herberen van Liesvelt ghe-
screven (is) dat hi wel syn huus bewaren soude,
dat mijn Heer gheenen stoet daer af en quame".*)
Schriftelijke gegevens betreffende de stichting van
een sterkte komen zelden voor; meestal moet men
er vrede mede nemen, dat de stichting ligt „in den
nacht der tijden"; in den loop dezer verhandeling
zal ik gelegenheid hebben op zulk een machtiging
terug te komen bij de bespreking van de stichting
van het kasteel Waardenburg in 1265 (vgl.
blz. 51). Omgekeerd komt men een enkele maal
tegen een vorstelijk verzet tegen den leenman, die
eigenmachtig tot den bouw van een sterkte was
overgegaan.
Typisch zijn in dit verband twee paragrafen uit de
19
De gegevens in deze alinea zijn ontleend aan de grafelijke
rekeningen in het Algemeen Rijksarchief Domeinen A III,
No. 1 en mij ter beschikking gesteld door den heer J. G. N.
Renaud te 's-Gravenhage.