achtergrond kan men rechts een groep boomen onderscheiden. De smallere vakken zijn ingedeeld met grisailles, profeten?-koppen. Wij kennen den naam van den schilder niet. Noch Nederlandsche, noch buitenlandsche kenners der schilderkunst hebben tot heden een aanwijzing kunnen geven voor den kunstenaar, die niet Hollandsch en even min Duitsch is in zijn werk en dien wij niet beter hebben kunnen typeeren dan door hem den Mees ter van de Groningsche muurschilderingen te noemen. Uit het koor komen wij, na een oogenblik in de aangebouwde zestiende eeuwsche sacristie en de vroegere kapel het net gewelf bezichtigd te hebben, in het schip der kerk. Middenschip en dwarsschip hebben nog ten deele romaansche eenigszins schelpvormige, koepelachtige gewelven met vier in een ring samenkomende ribben en rijke geleding van gordelbogen en pijlers, want toen men sinds omstreeks 1460 overging tot ver grooting der kerk, heeft men het middenschip gelaten, zooals het was, maar de zijbeuken ver groot en de wanden van het middenschip, zooals nog te zien is, met gothische bogen doorbroken. Of het oorspronkelijk in het plan heeft gelegen ook het middenschip hooger op te trekken, is niet bekend, maar nu dit niet is geschied, heeft de kerk drie even hooge schepen of beuken ge kregen en is daardoor een zoogenaamde hallen kerk geworden, een bekende vorm van gothische 41

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 57