overleed, welke wel uit het begin der 19de eeuw is
zien wij dat de eerste houten beurs er reeds staat
en hoe de oude potkasten of kelderhuizen een
maal als overal elders langs de „Glende Riepe" 2),
stonden, Afb. 15. Deze afbeelding en de gevelsteen
de Klok, Afb. 16, in den wand van het hoekhuis
uit een ouder pand overgebracht, herinneren er
ons aan dat de huizen pas in het begin der 19de
eeuw nummers hebben gekregen, maar vroeger
namen hadden, die op gevelsteen, uithangbord of
luifel waren uitgebeeld, meestal heel wat harmo
nischer dan de al even ver uitstekende naamborden
en lichtreclames van de moderne winkels, en zoo
al niet door een kunstenaar, dan toch volgens een
goede oude traditie gemaakt. Deze sierlijke klok
dateert van het midden der 17de eeuw; zij zal
echter wel een of meer voorgangers gehad hebben,
want reeds in het begin der 15de eeuw stond
hier een huis of herberg, genaamd „De Clocke".
Een werkelijke luiklok of een noodklok, waarvan
in de kroniek van Sicke Benninge sprake is, moet
hier indertijd, ook blijkens den naam van het Ting-
tangstraatje, haar rol hebben gespeeld 3).
34
In het bezit van Jhr O. B. van Viersen Trip.
Over de schildersfamilie Lofvers zie men Gron. Volks
almanak 1936, blz. 116 e.v., artikel van Minke de Visser.
De „Glende Riepe" is de zonzijde van de Visch-
markt; vandaar gloeiende rijp of riep, een aardig
Groningsch woord voor trottoir.
Zie over uithangteekens Gron. Volksalmanak
1894 blz. 1 e.v., Feith, Wandelingen; voorts t.a.p.
1931 blz. 74 e.v., 1937 blz. 149 e.v. en 1939 blz. 1 e.v.,
artikels van B. Lonsain. Voor de „noetklocke" zie