dat in de bouwgeschiedenis van verschillende steden vrijwel een vaste lijn kan worden aange wezen. Men kan zeggen dat haar geschiedschrijvers met een overeenkomstig aantal gegeven mo tieven hun borduurwerk samenstellen. De ge gevens worden geput uit de overgebleven monu menten, uit kronieken en vooral uit de archieven, waar het meestal de resolutieboeken en rekeningen en de notarieele acten zijn, die het meeste bieden. Dit alles levert het materiaal voor hun stramien: Een gehucht of dorp, dan worden stadsrechten verkregen, de stad wordt ommuurd, al spoedig met steenen muren en poorten en torens, zij breidt zich herhaaldelijk uit. Omstreeks het begin der 17de eeuw werden verschillende steden opnieuw uitgelegd en op nieuwe wijze bevestigd, nu door om walling, waarbij van de oude ommuring wel poor ten bleven staan, waardoor men op enkele plaatsen binnen- en buitenpoorten kreeg. Ondertusschen zijn kapellen of kleine kerken tot groote kerken verbouwd. Meestal werd eerst het te klein ge worden romaansche x) koor afgebroken en door 8 Romaansch noemt men in de kunstgeschiedenis den stijl tusschen ongeveer 1000 en 1250. Gothisch van ongeveer 1200 tot in ons land wel na 1530, waarop de Renaissance volgt. Na en reeds tegelijk met de zuivere renaissance-vormen ziet men dan de meer samengestelde van het Manierisme, dat overgaat in de Barok, welke men indeelt naar de Fransche koningen Lodewijk XIV, Lodewijk XV (rococo), Lodewijk XVI. Volgt de periode van het Empire of tijdperk van Na poleon. Van klassisisme spreekt men telkens wanneer de invloed van de klassieke vormen zich laat gelden, en in het bijzonder bij Lodewijk XVI en Empire.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 11