maar de gothieke opbouw, mooi geprofileerd van
gevel en door kanteelen afgedekt, is uit de 14e
eeuw. Voordat in Haarlem in de 18de eeuw hard-
steenen stoepen met ijzeren leuningen mode wer
den gaf een dubbele baksteenen trap een veel
boeiender toegang tot de groote hal. Die hal had
aanvankelijk slechts een dakbekapping; nadat het
gebouw in de 14de eeuw raadhuis werd, zijn de
zware balken en karbeelen geplaatst. Beeldhouw
werk sierde trap en gevel. In enkele siersteentjes
boven de kolommen, die niet door de nieuwere
vestibule zijn ingebouwd, zijn nog kleine specimi
na van Middeleeuwsche beeldhouwkunst bewaard
(zie afb. bl. 13). Volgens sommigen zou deze hal
gelegen zijn aan een vijver en zouden aldus bij de
demping hiervan de zuilbasementen van de oud
tijds open galerij in den grond verdwenen zijn.
Karei van Mander dicht hierover:
Vant stadthuys wis wil men oock dit oorconden,
Hoe dat het was der graven lusthuys fris,
Waer vooren lach een vijver schoon
P. van Saenredam geeft in een teekening van 1628
(zie afb. 1) aan het stadhuis nog twee gotieke
voorbouwsels en boven de bordesdeuren de gra-
venbeelden die bij de verbouwing van 1630/33
verloren gingen.
Eind 16de eeuw werd de regelmaat van het Zuid-
11