D e laatste groote uitlegging van Haarlem, voor
dat in de 19de eeuw poorten en wallen werden ge
slecht, werd tegen de laatste helft der 17de eeuw
noodzakelijk geacht, toen de bevolking tot bijna
40.000 inwoners was toegenomen. Aan den stads
bouwmeester Salomon de Bray werd ongeveer in
1670 opdracht gegeven om een plan tot uitbrei
ding te maken aan de Noordzijde der stad buiten
de Janspoort en de Kruispoort. Voor het eerst was
sprake van een uitlegging op onbebouwde gron
den. Daardoor kreeg De Bray hier een groote
kans. Met voorbijzien van het stadsbeeld van het
oude Haarlem werden naar het voorbeeld van de
zoo geslaagde Amsterdamsche grachtenrij, twee
breede grachten geteekend, die in ligging noch
wezen hier pasten. Voor de eerste gracht had hij
den naam van Statengracht uitgedacht; maar de
volksnaam Nieuwe Gracht won het pleit.
De tweede was als Heerengracht even statig ge
dacht; maar reeds dadelijk, doordat verschillende
huizen aan de Noordzij der Nieuwe Gracht hier
achteruitgangen, stallen en dergelijken kregen,
was de kans op woningen van gegoeden verkeken.
Over het algemeen was de Nieuwstad buiten de
HOOFDSTUK XXII
DE NIEUWS TAD
88