strateur van de gasthuisgelden optrad, werd de onjuiste meening verspreid, dat diens zoon, de bouwmeester Jacob van Campen, mede-ontwerper zou zijn geweest. De toegangspoort was een der mooisten van de Key's hand (zie afb. 13). Van de gevels op den binnenhof is slechts de westelijke behouden, met een in de 18de eeuw verfraaid deurpand. De andere gevels zijn, evenals de gevels aan weerszijden van de buitenpoort, bijgebouwd met 20ste eeuwsche fijngevoeligheid voor stijl. De klassisistische poorttop, in 1912 niet mooi opge sierd, heeft wel eens doen vermoeden, dat hier toch nog Jacob van Campen van invloed zou zijn geweest. Voor arme Haarlemsche vrouwen was reeds vroeg door particulieren gezorgd, door de stichting van zoogenaamde Kamers, later steeds Hofjes ge noemd. Een vijf en twintigtal was over heel Haar lem verspreid. Verschillende, zooals het oudste, dat van Bakenes inde Wijde Appelaarssteeg van 1395, ontstonden op de achtererven van de schenkers. Zoo stond Jan Bruininck ongeveer 1600 het ach tererf van zijn weefwinkel als hofje af en nog in 1730 deden de Amsterdamsche notaris Noblet en zijn zuster van hun zomerhuis aan de Nieuwe Gracht, met uitzicht op het Spaarne, een Hofje bouwen. De oude regentenkamers prijken nog met goudleeren behang en 18de eeuwsche meubels. 83

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 91