Van een anderen Hof van Haarlem, het Begijnhof,
is de intieme schoonheid geheel verloren gegaan;
want zoo sterk als de Haarlemsche begijnen zich
eeuwenlang verheugd hadden in de belangstelling
der Hollandsche graven en gravinnen, zoozeer
werd dit miniatuurstadje van een 60 woningen
waar we ook de oudste meisjesscholen moeten
zoeken na 1577 door stadsbestuur en stedelin
gen beschadigd. Haar kerkschatten gingen verlo
ren. Zij moesten hun fraai kerkgebouw (zie afb.
bl. 17) eerst afstaan als onderdak voor Vlaamsche
uitgewekenen en later aan de Waalsche Hervorm
de Gemeente als kerk. In het geheim konden zij nu
eens in dit, dan in dat huisje kerk houden. Toen zij
weigerden haar persoonlijke eigendommen, zooals
de huizen, aan de stad af te staan, lieten de bur
gemeesters de poortdeuren aan de vier zijden van
den hof lichten en hadden de Begijnen in haar on
regelmatig bebouwden Hof en onvoldoende afge
sloten woningen veel overlast van geboefte. Sinds
gingen er straten doorheen en is de rust daar niet
wedergekeerd. De huisjes zijn vervallen en vracht
auto's vullen den hof.
Sinds de bouwers van schilderijen-musea de lo
kalen zooveel mogelijk op goed verlichte binnen
plaatsen richtten, had de groote vereerder van
oud-Haarlem's schoon, de rijksarchivaris C. J.
Gonnet, voor een passend Haarlemsch museum
80