houwer Lieven de Key. De hervormde familie De Key had op het eind der 16de eeuw Zuid-Neder land verlaten en zich, na eenige jaren verblijf in Londen, te Haarlem gevestigd. Lieven werd in 1593 aangesteld „voor steenhouden ofte metse len" bij de „stadsfabriek" op een jaarloon van 72.—. Hoezeer hij ook door stad en particulieren van Haarlem werd gewaardeerd, eerst in 1610 werd dit salaris verdubbeld. Na den dood van Den Abt in 1603 werd De Key „stadsfabrieks- meester" en bleef dit tot zijn dood in 1627. In den stijl der beide architecten gaat een fijn ge voel voor verhoudingen gepaard met een speel- sche afwisseling van bak- en bergsteen. Hun voor liefde voor rolwerk, obelisken, vazen en maskers, draagt in, voor Holland ongewone uitbundigheid, een Zuid-Nederlandsch karakter. Hun eigenlijke Vlaamsch-Hollandsche renaissance sloeg bij de Haarlemmers des te meer aan, doordat na 1580 een stroom van hervormde Zuid-Nederlanders uit het katholieke vaderland naar Haarlem kwam. Het waren meest textielwerkers, „reeders", d.z. handelaars en hun werkers, die hier de nakome lingen vonden van hun stamgenooten, reeds bijna twee eeuwen vroeger in Haarlem de politieke woe lingen van hun vaderland ontvlucht en hier tot welvaart gekomen. In Haarlem was het voor alles de fabricage van 52

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 56