lijkheid zoekende Haarlemmers. De schilders uit den bloeitijd hebben die buitenherbergen in hun doeken voor ons vastgelegd. Door de genoemde gehechtheid aan de stadskern was Haarlem ten allen tijde een naar verhouding dichtbevolkte stad, die van 5000 inwoners om streeks 1400, reeds in 1514 op een 20.000 ge schat kan worden. De houten huizen en de huizen met vakwerk van hout met leem, waren tot in de 16de eeuw gedekt met riet, al geboden de keuren toen reeds uitdrukkelijk „harde daken". Het brandgevaar was bijzonder groot, vooral bij de houten schoorsteenen en balken in de schouwen aangebracht. Daartegen ijverde de regeering te vergeefs door het voorschrift van brandgangen tusschen de huizen en de verplichting van het heb ben van brandladders en emmers. Haarlem werd in 1328, in 1347 en wederom in 1351 door zware stadsbranden geteisterd, die veel oude schoonheid vernietigden. Over de gevolgen van den grootsten brand, die van 1576, volgen de bijzonderheden hierachter. Want na dien geweldigen brand kon het getroffen deel van de stad niet onmiddellijk herbouwd worden. 37

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 39