deel verbroken door nieuwe profielen van Lieven
de Key aangebracht naast de trap. Op het oudste
deel van het stadhuis stond aan de Zuidzijde een
torentje; maar aan de Noordzijde, den meest be
dreigden kant, een fraaie groote achtkant bak-
steenen toren. Wegens bouwvalligheid werd deze
op last van de „stadsfabriek" in 1772 gesloopt,
doch in 1914, dank zij steun en bemiddeling van
de Vereeniging Haerlem, door den stadsarchitect
Ir. L. C. Dumont in den ouden vorm herbouwd. In
1722 werd het middendeel van de open galerij
afgesloten door ramen en een deur, waarvoor tot
in de 19de eeuw een bordes met schavot stond.
Omstreeks 1290 stond Floris V zijn slot aan de
stedelijke regeering ten gebruik af. Toen kwamen
reeds de eerste wijzigingen met den aanbouw aan
de Noordzijde van den ouden gevel. Floris volgde
het voorbeeld der Haarlemsche grondbezitters
door in 1287 de gronden achter zijn hal af te staan
aan de Dominicanen, naar hun klooster St. Jacques
te Parijs ook wel Jacobijnen genoemd. Deze bouw
den zich een kapel aan de naar hen genoemde
Jacobijnestraat en aan het huidige Prinsenhof
een kapittelzaal, waarvan de Noordelijke buiten
wand helaas het vorige jaar opnieuw overge-
pleisterd nog bestaat uit groote kloostermoppen.
Kapel en kapittelzaal zijn inwendig geheel ver
bouwd. Van het klooster zijn nog eenige oude
12