was een groote teleurstelling voor de schilders aan
die zijde der stad.
Merkwaardig is dat de stadsgezichten eerst in de
18de eeuw door zooveel teekenaars zijn vastge
legd, terwijl dit in den bloeitijd uitzondering was.
De atlas in het Stedelijk archief is rijk aan teeke-
ningen van 18de eeuwsche Haarlemmers als C.
van Noorde, F. A. Milatz, H. Tavenier, H. Spilman,
J. Stellingwerf. Sinds de 18de eeuw waren schil
ders „kastelein in Teyler's fondatiehuis" en dan
tevens opzichter over de kunstschatten. Zoo was
daar einde 18de eeuw Wybrand Hendriks, aan
wien wij vele stadsgezichten danken, de opvolger
van Vincent van der Vinne, den bloemenschilder.
Van 18de en vroeg 19de eeuwsche schilderingen
van kamers en plafonds is niets bekend. Verspreid
zijn ook de verschillende kunstverzamelingen van
de eerste jaren der 19de eeuw, zooals die van Me
juffrouw M. Hoofman in de Groote Houtstraat 115
en het munt- en penningkabinet van Jhr. W. P.
Barnaart, die aan de Nieuwe Gracht 7 woonde.
Zoo hevig betwist als Coster's uitvinding der boek
drukkunst, zoo ijverig werd op verschillende wijze
deze Haarlemmer in de stad zelf herdacht. Over
zijn monumenten zie hier achter. In de 19de eeuw
werd een steen geplaatst op de plek van zijn woon
huis Groote Markt 25. Onbetwist en ver buiten
Haarlem bekend, werden echter de houtsneden en
99