in 1625 de goederen der St. Jansridders aan de
stad kwamen, werden hun schoone schilderijen op
het Prinsenhof gehangen. Zij zijn nog, op één na,
in het F rans Halsmuseum. Die eene was Van Scorels
Maria Magdalena, welk stuk het stadsbestuur met
andere schilderijen in 1804 „aan den Lande"
moest uitleveren, tot terugbekoming van het raad
huis, dat de Gemeente in 1800 voor 25.000 aan
het land had moeten verkoopen, om daar het de
partementaal gerechtshof te vestigen. Zoo kwam
deze Haarlemsche Van Scorel in het Rijksmuseum
te Amsterdam. Ook de schilderstukken uit de beide
Doelgebouwen kwamen in de 19de eeuw bij de
stadscollectie terecht, welke tot 1913 op het stad
huis hing. Hoe veel ernstiger de taak der schut
ters op het einde der 16de eeuw was dan die der
tot siercorpsen uitgegroeide 17de eeuwsche schut
terijen, leert een vergelijking van de eenvoudige
schuttersmaaltijden van Cornelis Cornelisz uit
1583 en 1599 en de latere van Frans Hals.
Op het laatst der 16de eeuw was de sterkste bloei
der Haarlemsch schilder- en graveerkunst be
gonnen. Het eerste centrum vormde de reeds ge
noemde schilder en schilderbeschrijver Karei van
Mander, die met Cornelis Cornelisz en den gra
veur Hendrick Goltzius, den begaafden leerling
van den Haarlemschen graveur Coornhert, een
„Academie stichtte om nae 't leven te studeeren".
97
7