VOORWOORD
Dat een tweede uitgave van dit aanvankelijk in dub
bele oplaag gedrukte werkje reeds binnen weinige
maanden noodig was, stemt tot groote tevredenheid.
Dat mijn pleidooi door velen met attentie gevolgd is
en bij velen weerklank gevonden heeft: daarvan wa
ren de talrijke brieven, die ik ontvangen mocht, het
duidelijkste bewijs. Ik ben voor deze correspondentie
zeer dankbaar, niet het minst ook voor de aanwijzin
gen, die ik daarbij ontving en die mij nog dagelijks
bereiken.
Het is mij uit den aard der zaak niet mogelijk ieder
te bedanken. Een uitzondering wil ik hierop echter
maken ten aanzien van de Heeren Ir. D. W. van Dam
van Hekendorp te Overveen, Dom Serv. M. Lejeune
O.S.B. te Oosterhout, G. J. Swanbom te Gorinchem,
G. J. Veenstra te Arnhem en J. P. de Man te Sche-
veningen.
In mijn boekje heb ik meermalen op den misstand
gewezen, dat oude zerken veelal ter gelegenheid van
een kerkrestauratie verdwijnen of verminkt worden.
Nu heeft de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg
inmiddels in November 1941 een circulaire (no. 620)
opgesteld, welke aan architecten, belast met de leiding
van restauraties verzonden is en in de toekomst ver
zonden worden zal, waarbij met nadruk onder het
oog wordt gebracht dat zij de verantwoordelijkheid
dragen voor de onbeschadigde instandhouding van
alle objecten daaronder tevens te verstaan de graf
zerken die zich in een gebouw tijdens de restaura
tie bevinden. Richtlijnen worden daarbij tevens gege
ven voor afdekking en bekisting van deze monumen-
5