Daarop moet ik eerst antwoorden, dat er over den persoon van den betrokken kunstenaar telkens maar bitter weinig berichten zijn overgeleverd. Weliswaar was zulks bij kunstenaars uit oude tijden meermalen het geval. Zij waren dikwijls zoo bescheiden dat zij hunnen arbeid alleen signeerden met een merk. Men ziet dat zóó Mr. Philips Bouillin, tresorier ende rentmeester van mijn Heere de Marquis van Berghen" (f 1541) in de kerk van Bergen op Zoom. En somtijds werd dat merk nogwel verborgen óók, b.v. op de in voortdurend duister gelegden zijkant van den dikken steen. Maar deze in verhouding tot hun tijd zoo voorlijke groep van werkers in de stad Franeker, liet ons nog wat meer houvast dan een merk op de kunstwerken waaraan zij maanden en maanden gewrocht moeten hebben. Want zij teekenden, hetzij met hun vollen naam, dan wel bescheidener met initialen. Daarmee zijn wij desondanks nog weinig verder. Voornamelijk toch tengevolge van den min of meer armen toestand, waarin verscheidene Friesche archieven, juist wat deze periode betreft, verkeeren, blijft het aan verderen steun bij den opbouw van deze figuren ontbreken. Aan biografische bijzonderheden of een levensschets behoeven wij dus voorshands niet te denken. Het optreden van de Friesche Renaissance-kunste- naars wordt door Prof. Ligtenberg naar alle hem des tijds beschikbare gegevens in drie tijdvakken onder scheiden. De eerste periode is die, waarin een zekere B. G. alléén werkzaam is. Deze ligt tusschen de jaren 1535 en 1550. Zijn kunst is van zuiver Italiaanschen oor sprong; Florentijnsche invloed is daarbij onmisken baar. op de „sepulture van 64

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 83