monumenten laat zich gemakkelijk begrijpen, wan neer men zich herinnert, dat die gebouwen vele eeuwen lang tot algemeene begraafplaats hebben ge diend. In verhouding tot de numerieke grootte der stedelijke bevolkingen, voornamelijk in de XVIe tot de XlXe eeuwen was de beschikbare begraafruimte daar uitermate beperkt, hetgeen niet anders dan snelle mutatiën in den eigendom van de graven tengevolge kon hebben. Ofschoon de zuinige XVIIe eeuwer en ook de XVII Ie eeuwer nog, er meestal geen enkel be zwaar in zag den steen van een vorige eigenaar, die hij door koop met het graf mee verworven had, nog- eens voor zichzelf te bestemmen, deze al dan niet voorziende van een nieuwe, vernieuwde of uitge breide inscriptie, valt het niet te ontkennen, dat het aantal vervangingen niettemin zeer groot is geweest. En dat de toen ouderwetsch gequalificeerde exem plaren het eerst voor verdwijning in aanmerking kwamen, laat zich wel hooren, speciaal in het rijke Holland Het is duidelijk dat, te beginnen met de XVIe eeuw, de beter gesitueerden in de Westelijke en Noordelijke provinciën, tot welke rang of stand zij dan ook be hoorden, zich grafsteenen lieten vervaardigen. Ik hoop hierop nader terug te komen in een volgend hoofdstuk. In de Middeleeuwen was de situatie echter anders. Men mocht toen practisch alléén verwachten dat van den adel en de geestelijkheid bestellingen uitgaan kon den. Vandaar dan ook, dat de voorkomende exem plaren met die uit het midden der XVIe eeuw als uiterste grens, vrijwel steeds de herinnering aan ver tegenwoordigers van deze beide standen levendig houden. Ik kon u, om al deze redenen dus weinig voorbeelden opsommen uit den tijd, waarin het ingegrifte beeld 4*

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 60