beste steenen toevallig naar een rustig hoekje op het
kerkhof, dan was er al veel gewonnen, ongetwijfeld
méér dan wanneer de zerk pasklaar moest worden
gehakt voor dorpel van den toren of andere toegang
van het gebouw, welke voorziening behoefde. Want
hoe vreemd het ook klinken moge - kerkherbouw of
kerkrestauratie zijn en blijven nu eenmaal de bij uit
stek geliefkoosde perioden voor opruiming van oude
grafmonumenten
Hoe de stand van zaken in onze Oostelijke provinciën
is, heb ik vluchtig al even geschetst (bl. 28) en ook
hoe Friesland nog langen tijd aan den rooden zand
steen getrouw bleef, maar Drenthe, Overijssel en de
Graafschap doorgaans toepassing hadden van de
zachtere zandsteensoorten. De consequentie daarvan
is duidelijkde steenen, die den huidigen dag onbe
schadigd hebben bereikt zijn gering in aantal, terwijl
de exemplaren, die tot onherkenbaar wordens toe zijn
weggesleten talrijk zijn. Druk kerkbezoek behoefde
hier nog niet eens mee te werken om ware verwoes
tingen onder deze oude gedenkstukken teweeg te
brengen.
De andere provinciën zijn over 't algemeen gelukkiger
geweest, omdat voor de grafzerken meestentijds meer
duurzame materie is gebruikt. Gebruik van den zeer
broozen Naamsche steen valt eveneens te constateeren.
Dat in de Westelijke en Noordelijke provinciën een
sterker materiaal is gebezigd, houdt helaas niet tevens
in dat er nu ook een relatief grooter nalatenschap
uit de Middeleeuwen bewaard is gebleven. Groningen,
Friesland en Zeeland is het lot in deze nogal gunstig
geweest, maar van Holland kan men, generaliseeren-
de, verklaren, dat er uit de middeleeuwen weinig over
gebleven is. Speciaal geldt dit de steden en dan de
grootere kerken. Om welke reden deze groote Hol-
landsche kerken zoo arm zijn aan middeleeuwsche
40