De door den Secretaris van „Heemschut" gecontro leerde mensae (Agnietenkapel, AmsterdamOosthui zen; Blaricum t) en Kloosterzande, Z.) hebben naar diens verklaring aan de onderzijde een grooten schui nen kant of flauw hol, terwijl de vierde zijde brute is, dus ingemetseld moet zijn geweest. Aan de hand voornamelijk van de typologische me thode zal een nauwkeurige bestudeering van de talrijke objecten waarschijnlijk interessante resul taten te zien geven. Er zij nog op gewezen, dat dan ook onderzoek naar de wijze van plaatsen van de kruisjes evenmin als onderzoek naar de randprofielen van de mensa achterwege mag blijven. En wie weet wat mogelijk voorhanden zijnde sepulcra nog kunnen verbergenvanouds lagen de relieken daarin immers zorgvuldig verpakt, soms in lood of in glas. Belang stellenden moge ik verwijzen naar het standaardwerk van Jos. Braun S. J. Der Christliche Altar I (Mün- chen 1924. S. 288) waar deze materie uitvoerig be handeld wordt. In Noordholland trof ik deze steenen op de volgende plaatsente Alkmaar, Monnikendam, Valkoog, Ven huizen (voorzien van het graf nummer 82!), Korten- hoef, Oosthuizen, Marken-Binnen, Wadwaij (twee) en Veenhuizen. De meeste exemplaren zijn van roode zandsteen en van groote afmetingen doch een klein voorbeeld (van hardsteen), afkomstig uit het z.g. Heidensche kerkje onder Westwoud wordt tegenwoor dig bewaard in het Bisschoppelijk Museum te Haar lem en in de Waalsche kerk aldaar ligt een altaartafel als vloersteen en ook een kleine, afkomstig uit de St. Bavo van Gobertanger steen. In de provincie Fries- 1Gevonden in den toren van Blaricum is deze door den Burgemeester naar de nieuwe R.K, kerk ter plaatse over gebracht. 24

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 29