Utrechtsche St. Jacobikerk de hun toekomende groe pen van graven hadden afgebakend met tegeltjes, voorzien van emblemen in de gedaante van de sym bolen van verschillende heiligen en die er op 't oogen- blik nog te zien zijn, bleven de gildebroeders van de latere eeuwen deze gewoonte getrouw. Voor zich hadden zij dikwijls een aantal kerkgraven tezamen gereserveerd en die werden dan weer voorzien van hun eigen teeken, gelijk dat ook op hun gildehuis voorkwam. Het graf van den secretaris, vaak tevens notaris, werd niet zelden gedekt door een steen, waarop een schrij vende hand was afgebeeld. Maar de edelman en naast hem hij die zich als zijnsgelijke beschouwdede regent uit de grootere stad, verkoos nog steeds het wapen. Deze groote steenen met een sterke neiging naar het kolossale en somtijds met deftige reeksen van kwartieren geflankeerd, verkregen hunne aanzienlijke afmetingen vooral tengevolge van den eisch, dat de familiekelder met logge deksteenen overwelfd diende te worden. Nu komt het wel voor, dat de beeldhouwer erin slaagde een overeenkomstige royale wapenteeke- ning te ontwerpen, die door zijn forsche trekken ons voldoet. We kennen tamelijk wat van zulke goed be werkte kelderafdekkingen uit de stedelijke groote kerkgebouwen, maar ook in de plattelandskerken zien we enkele voorbeelden (te Nieuwkoop de zerk met de wapens van jr. Johan de Bruijn van Buijtewech en zijn vrouw jkvr. M. van Duiveland van Rhoonte Nieuwe Niedorp, die voor den schout over de Nie- dorper Koggen jr. Adriaan van Dorpte Wirdum voor „Ivlivs van Eyssinga lvitenant Generael van Frys- lant en Capitein van een Companye te voet" (f 1631) te Culemborg voor den drossaard jr. Mathies van Bloemendal (f 1625) te Groenlo voor den com mandeur Nicolaas Boringer tot Lunhorst (f 1630) 95

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 114