voor beelden, en legt hij zich toe op de versiering van
het huisraad. Aan deze samenwerking van beeldsnij
der en kistemaker is het voor een groot deel te danken,
dat in de 16e eeuw de Nederlandsche binnenhuis
kunst hoog wordt opgevoerd.
Het beslag van ijzer vindt nog in het begin een be
langrijke toepassing, doch tegen het midden der eeuw
vermindert deze voorliefde. Waar echter de practi-
sche eischen van hang- en sluitwerk vrijwel dezelfde
blijven, verandert slechts de ornamentale vormgeving
onder den invloed van den nieuwen tijd.
De beschildering van huisraad vond in het vorige
tijdperk betrekkelijk weinig toepassing; dit geldt
eveneens voor de i e helft der 16e eeuwmaar in de
2e helft dier eeuw komt ze behalve bij het boeren-
huisraad zoo goed als niet meer voor.
Het zoeken naar kleurwerking door het inleggen (in-
tarsia) van verschillende houtsoorten is eerst tegen
het einde der eeuw waar te nemen. In hoofdzaak
blijft de natuurlijke kleur van het eikenhout, dat men
soms met roode was inwrijft, toonaangevend. Daar
naast handhaaft zich algemeen de geelbruine na-
tuurkleur, ingewreven met de gewone gele was.
Het eerste derdedeel der eeuw blijft de binnenkamer
van den welgestelden burger geheel getrouw aan de
laat-middeleeuwsche traditie, ook al mag er in een
onderdeel wij denken aan het ornament iets
anders gaande zijn. Daarna zal de renaissance vorm
optreden en het uiterlijk zich wijzigen.
4. WOONVERTREK
50