„stoelendraaiers" en „antyckdraaiers" worden her
haaldelijk genoemd.
Het eikenhout blijft de grondstof bij uitnemendheid
voor het groote huisraad. Eerst op het einde der eeuw
komt hier en daar notenhout in gebruik en voert de
overzeehandel vreemde houtsoorten aan, in hoofd
zaak het harde palissander- en ebbenhout. Slechts in
kleine en dunne stukken past men deze toe, die op
gelijmd of ingelegd worden, welke laatste techniek
men intarsia-werk noemt.
De profileering blijft in het begin dezelfde, hoewel na
het eerste kwart der 16e eeuw de omlijsting van recht
hoekige vlakken aan alle vier zijden in toepassing
komt. Het verticale accent gaat daarbij teloor en er
ontstaat een streven naar een omsloten vlak, welks
zwaartepunt in het midden ligt op de snijding der
diagonalen. Met dit al komt de drang om het vlak
sterker te doen spreken. Wanneer omstreeks 1540 de
renaissance het pleit gewonnen heeft, gaat het peer-
kraal-profiel over in het „ojief-profiel", ontleend aan
het bovenste deel van de kroonlijst der klassieke tem
pels. De ronde en holle profielen van vroeger worden
sterker onderbroken door dunne platte banden, die
het geheel een strakker en fijner aanzien geven. Kort
om, alles wijst er op, hoe een groote vereering uitgaat
naar een profileering der Italiaansche bouwwerken.
Begrijpelijk toont in den beginne de aanvoeling van
2. GRONDSTOF
3. VERSIERING
42