soms prijkt. Zwaar, en in ons klimaat berekend op
het weren van tocht, is het houten of steenen kruis
kozijn. Het kruis, samengesteld uit middenstijl en
„kalf" of middendorpel, verdeelt het venster in twee
hooge onder- en twee lagere bovenramen. Het glas-
in-lood daarin bestaat uit ruiten en schijven (z.g.
flesschenbodems) van ongekleurd of „blank" glas,
dat door zijn primitieve makelij dien teer-gelen of
even groen-getinten toon verspreidt, welken ons ge
perfectioneerd spiegelglas ten eenen male mist. Bij
rijke woningen ziet men kleurige randen en midden
stukken, versierd met wapens of godsdienstige onder
werpen. De vensters worden, althans onder, maar
dikwijls ook boven, gesloten met luiken, vervaardigd
van smalle strooken hout, die met zware spijkers ge
nageld zijn op klampen of op een raamwerk. In het
algemeen draaien zij naar binnen. Venstergordijnen
ontbreken, doch om het inkijken te beletten, plaatst
men latten-horren tot manshoogte in de beneden-
openingen, waarin soms de glasramen ontbreken.
Wel gebruikt men gordijnen tot afscheiding van ver
trekken de stof daarvoor kan zoowel het eenvoudig
ste lijnwaad als het rijkste fluweel en brokaat zijn.
Toch sluit men in verband met ons klimaat de ver
trekken liever af met deuren. Twee typen zijn daarbij
gangbaar: de „opgeklampte-" en de „paneeldeur",
beide in den geest der vensterluiken. Evenals deze
hebben zij versierd ijzeren staartgehengen, winkel
haken en sloten. Ook ter afsluiting van muurkastjes
of „spinden", die als nis in den muur zijn aange
bracht, past men de beide deurtypen toe.
24